Zou er eigenlijk een felicitatie zijn binnen gekomen? Rooswijk werd 75 jaar niet waar. We houden toch 1 juli als verjaardag aan? Gewoon een mailtje van wie dan ook aan het secretariaat en begrip voor de omstandigheden waardoor we geen feestje hebben. Eventueel een cadeautje, een dozijn ballen bijvoorbeeld of een set honken. Nou ja, niet zeuren, gewoon hard aan de bak nu Play Ball weer klinkt. De grasmaaier van de gemeente Velsen is zelfs langs geweest. In geen tijden zo dicht bij de afrastering langs gegaan als vorige week zondagmorgen.
Hoe gaat Rooswijk de resterende maanden van het seizoen door maken? Ik ben nieuwsgierig. Achter deze wekelijkse bijdragen zet ik een punt nu er weer gesport kan worden. Spelen daar gaat het om. Vroeger is ingehaald door nu en straks. Nog één keer achterom kijken naar wat volgens mij het hoogtepunt in de geschiedenis van Rooswijk was. Naar het Europees kampioenschap voor pupillen in 1999, op de velden van Rooswijk. ’n IJzersterk toernooi zo was de slogan met daarbij een tekening van sporttekenaar Dik Bruynesteyn. IJmond IJzersterk namelijk was de belangrijkste sponsor, een instantie actief voor een economisch stimuleringsprogramma.
De ondersteunende groep bestond verder uit Koninklijke Hoogovens, Arriva Nederland (voor het vervoer van ploegen en officials), Marlo Real Estate, Koninklijke Landmacht (voor tenten op het veld als onderkomen van landen als Polen en Oekraïne), Noordhollands Dagblad (programmablad en andere publiciteit). Covee was materiaalsponsor. Coca Cola deed mee net als Teer Muller assurantiën, bouwbedrijf Meijer, de Rabobank en de gemeente Velsen. Verder heette het: een onontbeerlijke hoeksteen van de organisatie wordt gevormd door de vele vrijwilligers. De toernooiorganisatie draaide met zeer ruime winst. De kantinekas werd los hiervan ook nog eens flink gevuld. Niet in cijfers uit te drukken was de uitstraling voor honkbal en Rooswijk in het bijzonder.
Het Nederlands team onder leiding van coach Roderick Balk zorgde bijna doorlopend voor volle tribunes. Die nationale jeugdploeg verbleef in ’t Buitenhuis in Spaarnwoude. Balk ging te werk volgens de opvatting: ‘’we zijn heel serieus met onze sport bezig. We gaan bijvoorbeeld naar andere wedstrijden kijken. Soms zal er ’s middags verplicht geslapen worden. Natuurlijk is er ook tijd voor een lolletje, want het blijven kinderen.”
Onder de spelertjes waren Mike Bolsenbroek, nog steeds bij het grote Oranje actief, en de Haarlemse broertjes Gregory en Jason Halman. Vroeg in de avond werden de wedstrijden, op twee velden, gespeeld. Nederland werd uiteindelijk derde. Maar feest was het van 19 tot en met 25 juli 1999 zeker wel.
Honkbal is een prachtige sport en je kunt er niet jong genoeg mee beginnen. Dat standpunt huldigt iedere liefhebber en dus is het raadzaam om het uit te dragen. Dat schreef ik toen in het programmablad en zo zie ik het nog. Play Ball dus.
Erelid en oud-voorzitter Theo Reitsma duikt wekelijks in de geschiedenis van onze club.
Beste Rooswijkers, met veel plezier lees ik elke keer weer de bijdrage van Theo over 75 jaar honk- en softbalclub Rooswijk. Zou leuk zijn als hij op een totaal van 75 bijdragen kan komen.
Leuk om te lezen, Rob. Wij zijn ook enorm blij met dit initiatief van Theo. Helaas is deel 15 zijn laatste column, omdat op de velden de wedstrijden weer starten!!
Ruim nu een jaar na dato kom ik toevallig op de Rooswijk site en lees de stukjes van Theo Reitsma. Wat leuk. Veel namen poppen op van de periode ( 80-er jaren ) van de zusjes Honig, Berkhout, Moniqiue Keur, Leida Out, maar ook de coaches Brouwer en Niermeijer waarin ik zelf speelde bij Rooswijk.. Hopenlijk wordt het 75 jarig bestaan nog gevierd en ben dan graag van de partij.
Met aandacht heb ik de verhalen gelezen die Theo Reitsma vertelde over het rijke verleden van Rooswijk. Omdat ik zelf daar van 1969 tot en met 1980 ook deel van heb uitgemaakt, zou ik er graag nog wat eigen ervaringen en herinneringen aan willen toevoegen.
Zo ben ik zelf betrokken geraakt bij honkbal door Rem Bosman Sr. die toentertijd als ik me goed herinner bestuurslid was en mij als toeschouwer had opgemerkt. Rooswijk had in die periode één jeugdteam en was naarstig op zoek naar nieuwe aspiranten. Hij benaderde mijn vader, ze kenden elkaar van de Hoogovens (natuurlijk), met de vraag of ik geen zin had om te gaan honkballen.
Als 11-jarig, nogal verlegen jongetje stond ik in 1969 dus opeens tussen oudere jongens die naar mijn idee al veeeel langer speelden dan ik. Cor Berkhout, Gé van der Lem, Jos en Ton Mooij, Jan Oudejan, Bert en Koos Boekling en ook Henk (toen nog Henny) Veereschilt waren mijn eerste teamgenoten.
BRL
In de daarop volgende jaren stroomden de meeste ouderen door naar de junioren en werd er voor 13 – 15 jarigen de BRL in het leven geroepen. De Babe Ruth League. Onder leiding van Frans Berkhout, Jan Wesseling en Guus de Rudder bereikten we met een heel sterk team een soort play-offs, waar we uiteindelijk door (de scheidsrechters van) Geldrop werden verslagen. Ja lach maar, het zit me nog steeds dwars! Wat ik me hier nog wel van kan herinneren is dat we na afloop onze woede redelijk hebben afgereageerd op de kleedkamer.
Ik was batboy bij het eerste team en maakte daarvan ook gebruik om zo nu een dan een balletje te gooien met de ‘grote jongens’ van de senioren. Zo ook met Jan Berkhout die bezig was met zijn warming up. Stoer als je denkt te zijn op je 13-14e ging ik wel even bij hem catchen. Natuurlijk zonder masker of bodyprotector. Ik kon die bal toch best wel vangen..?
Ik zie die ene bal nog over m’n handschoen heen zeilen. Dagen later kon je de naad ervan nog in mijn voorhoofd zien staan en had de huid rond mijn rechteroog alle kleuren van de regenboog.
Daarna had ik het batboy zijn wel gezien en hield ik me wat veiliger bezig met scoren bij het tweede seniorenteam.
Honkbalweek
In die tijd, zo halverwege de jaren zeventig, ging er ook elk jaar een uitgebreide delegatie van onze vereniging naar de Haarlemse honkbalweek. Mijn eerste bezoek aan dat evenement was samen met Chris van Grol en nog vijf anderen in zijn Lelijke Eend (!), waarbij vlak voor het laatste verkeerslicht snel een paar inzittenden werden uitgeladen omdat bij het stadion toch wel veel politie aanwezig was om het verkeer te regelen.
Ben Manshanden vond het onzinnig dat we voor bier en frisdrank meer zouden moeten betalen dan in onze eigen kantine en nam een koffer vol blikjes mee die hij daar aan ons verkocht voor ‘normale’ prijzen.
De Pinch-hitter
Wie herinnert zich het blaadje nog? Drie seizoenen werd dit – altijd op het allerlaatste moment – gestencilde blad bij thuiswedstrijden aan bezoekers en leden voor een paar kwartjes verkocht als een soort toegangsbewijs. Chris van Grol en ik hadden het er altijd druk mee, hij met de teksten en ik met het verzorgen van de omslag, want Chris stond er wel op dat er elke keer een originele en nieuwe tekening op kwam.
Sommige weekenden moest Chris vlak voor – en zelfs tijdens de wedstrijd snel naar zijn school om er nog een paar bij te drukken, want op de een of andere manier liep het altijd storm om een exemplaar te pakken te krijgen.
Geregeld haalden we hier toch zo’n 100 tot 150 gulden mee op. Niet slecht voor een clubje uit de 2e klasse toch?
Scheidsrechteren
Op m’n 17e was ik voor het eerst de klos om als scheidsrechter op te treden bij het alom beroemde en beruchte 3e, het team van de heren Sauer, Steeman, Klesser en De Vries. Dat gebeurde per toeval, omdat er die zondagochtend geen scheidsrechter was op komen dagen.
‘Rob, jij speelt toch al een paar jaar? Nou, dan kan je ook wel scheidsrechteren.’ Ik hoor het nog zeggen. Na een paar slag en wijd beslissingen waar Rooswijk werper Karel Klesser het niet helemaal mee eens was, besloot hij me een lesje slag beoordelen te geven.
‘Scheids, als ik die bal zó gooi gaat hij over die rand van de plaat,’ zei hij kalm. Hij wuifde de slagman even opzij en gooide nogmaals exact dezelfde curvebal. ‘Zie je wel? Wacht, ik doe het nog een keer!’
En weer gooide hij de bal over diezelfde hoek van de plaat.
De slagman, die zich achter me had opgesteld om mee te kijken, meldde zich daarop met de mededeling: ‘Ja scheids, hij heeft wel gelijk, die bal is slag.’
Het enige wat ik daarop kon antwoorden was dat ik daar in het vervolg op zou letten.
Het resulteerde er wel in dat ik scheidsrechter zijn wel leuk begon te vinden en al snel werd er min of meer op gerekend dat ik wel die functie op me zou nemen als ik m’n neus op het honk-of sotbalveld liet zien.
Nu leefde ik in die jaren zo ongeveer op het honkbalterrein en het maakte me niet uit welk team er speelde, ik was vrijwel elke avond en elk weekend wel op de velden te vinden. Er zijn periodes geweest dat ik wel 4 – 5 keer per week achter de plaat stond.
Ik was daarin niet helemaal de enige. Ook Jos Welboren, jarenlang een teamgenoot, had diezelfde neiging en ook hij leidde heel veel wedstrijden.
Ik weet niet meer precies in welk jaar het was, ik meen 1978 of 1979, werden we beiden aan het eind van het seizoen bij het bestuur ontboden omdat bleek dat wij tweeën dat jaar goed waren geweest voor het leiden van bijna 80 procent van alle wedstrijden, zowel bij jeugd, honkbal en softbal.
Eén voorval staat me nog goed bij: er zou die avond een softbalwedstrijd zijn en ik had eigenlijk helemaal geen zin om scheidsrechter te zijn. Ik besloot daarom pas ná officiële aanvang van de wedstrijd naar het veld te komen, zodat ik gewoon weer eens als toeschouwer achter het hek kon staan.
‘Ja, we hebben maar op je gewacht,’ kreeg ik te horen toen ik vroeg waarom er nog niet was begonnen. ‘We wisten toch wel dat je zou komen…’
Ach ja.
‘Hé Kees, hoe heet jij vandaag?’
Komt die kreet iemand bekend voor? In de jaren 70 was er in ieder geval binnen het honkbal geen spelerskaart die gecontroleerd werd zoals dat bij het basketbal wel gebruikelijk was. Teams met te weinig spelers leenden die nog wel eens uit andere teams, terwijl de ‘echte’ namen op de officiële scorekaart werden gezet. Dat leidde nogal eens tot komische taferelen, want veel clubs kenden elkaars spelers ook heel goed. Bovenstaand voorbeeld werd vanuit de dugout van de tegenpartij geroepen toen een van hen Kees De Vries op het veld herkende, terwijl deze niet op de scorekaart stond.
Gelukkig werd daar over het algemeen niet moeilijk over gedaan. Er moest toch gespeeld worden.
In de tijd dat Rooswijk nog 5 (!) seniorenteams had, was het vooral dat 5e team dat veel spelers moest lenen. Aanvoerder Aad Aardenburg hield bij wie er allemaal in zijn team hadden gespeeld en kwam tot de conclusie dat hij in één seizoen 27 verschillende spelers in zijn team had gehad, waarvan er slechts 2 elke wedstrijd aanwezig waren geweest.
Coachen
De laatste paar jaar dat ik lid was van Rooswijk heb ik het genoegen gehad een aspiranten team te mogen coachen. Bart Mol, Gijs de Jong en Monne Reitsma heb ik dus nog meegemaakt als jonge broekies. Heel eerlijk ben ik nog steeds trots op die jongens en dat team. Op die leeftijd zie je die kinderen bijna per wedstrijd groeien. En wat heb ik ze zien groeien.
Er is één wedstrijd die me altijd bij zal blijven. We speelden uit tegen Terrasvogels en Bart Mol zou gooien. Vlak voor de wedstrijd kreeg hij ruzie met zijn moeder die ook aanwezig was. Na wat heen en weer geschreeuw stond Bart getergd als een leeuw op zijn plaat en gooide negen ballen. Drie keer drie slag. Zonder een woord te zeggen liep hij daarna terug naar de spelersbank en ging daar verder zitten mokken. Ik heb toen stilletjes toegegeven dat hij nog wel even boos mocht blijven…
Verder had Gijs de Jong tot tweemaal toe een hoofdrol. Hij kwam aan slag en sloeg de bal over de grond het outfield in waar de bal maar door bleef rollen. Sloffend had hij nog een homerun kunnen lopen, maar ik kon het niet nalaten om hem aan te zetten om door te rennen. Piepend en met een hoog rood hoofd kwam hij over de thuisplaat. Sorry Gijs.
Het mooiste ‘incident’ kwam een paar innings later toen een loper van Terrasvogels dacht catcher Gijs wel even omver te lopen op de thuisplaat. Gijs bewoog geen centimeter en bleef ijskoud op de honkloper wachten, met de bal in de handschoen. De jongen stuiterde achteruit, viel en begon te huilen. ‘Ja, ik ben niet bang voor ‘m!’ meldde Gijs koel toen hij het veld afkwam. ‘Ik ga echt niet opzij hoor.’
Rooswijk, alsnog gefeliciteerd met je 75 jarig bestaan en bedankt voor de mooie herinneringen.