Huize Rooswijk

Heyndrick Engelse was de eerste eigenaar van Hofstede Rooswijk in Velsen-Noord uit 1708 en verkocht het in 1625 aan de Amsterdamse apothekersfamile Heringa. Heringa verkocht de hofstede in 1654 aan de Haarlemse burgemeester Cornelis Guldewagen. Hij breidde het terrein van de hofstede verschillende keren uit. In 1708 verkocht hij het aan de Amsterdamse koopman Johannes van Tongeren die op zijn beurt een herenhuis liet aanbouwen tegen de al bestaande boerderij.
Tussen 1728 en 1735 was deze buitenplaats in het bezit van de eigenaar van het naburige Westerwijk, mr. Pieter Pels. In 1735 verkocht Pels het aan de wapen- en ijzerhandelaar Reynier Bouwens. Bouwens liet in 1737 en geheel nieuw herenhuis bouwen. De zoon van Reynier Bouwens, Daniel Jan Bouwens breidde de buitenplaats in 1757 uit door middels de aankoop van de boerenwoning “De Zaad”. In 1766 kocht hij bovendien ook het grootste gedeelte van de naburige Hofstede Westerwijk van eigenaar Nicolaasz Hasselaar.

Tussen 1816 en 1842 was de buitenplaats in handen van J.H. Graaf van Bylandt. Zijn opvolger Aalbrecht Arent del Court van Krimpen sr., liet echter het park van Rooswijk in 1875 opnieuw aanleggen naar zijn eigen smaak. In 1890 liet hij het huis opnieuw uitbreiden door de aanbouw van twee schilderachtige torens in historiserende stijl.

In 1911 brandde het kleine huis uit 1708 met de aangebouwde stalling af. Het werd vervangen door een personeelswoning. In 1918 werden de terreinen van de buitenplaats aangekocht voor de aanleg en uitbreiding van de Hoogovens. Het landgoed werd in 1931 door de Gemeente Velsen gekocht. Vanaf 1939 deed het nog dienst als kantoor voor de Hoogovens.

Rooswijk tijdens de Tweede Wereld Oorlog

Tijdens de Tweede Wereld Oorlog zouden er op het terrein barakken voor de Duitse troepen gestaan hebben, mogelijk in verband met de munitiebunkers die op het ernaast gelegen Landgoed Westerhout stonden. Dit terrein was oorspronkelijk onderdeel van Landgoed Rooswijk. Na de oorlog zijn waarschijnlijk de houten Duitse barakken her-gebruikt door het Departement van Wederopbouw en Huisvesting voor de huisvesting van de vele arbeiders die werkzaam waren in de woningbouw. Het bestond toen uit een vijftal gebouwen met kantine. Kort daarna is het kamp gevorderd door het Ministerie van Defensie, die vermoedelijk in 1951 nieuwe gebouwen heeft geplaatst. Het kamp werd aanvankelijk door de 2e Instructie Batterij van het Regiment Zware Luchtdoelartillerie ‘YPENBURG’ gebruikt.

Bekend is dat er in de periode 1960-1961 het kamp aanvankelijk bestond uit:

  • officiers mess en woning kampcommandant
  • kantine met wapenmagazijn
  • keukengebouw
  • douche-gebouw
  • barak voor onderofficieren en -mess
  • barak voor fournier en administratie
  • barak voor vaste staf en chauffeurs
  • barak voor dienstplichtigen
  • werkplaats voor vrachtwagens
  • dichte bak van een oude vrachtwagen als wachtlokaal

De officieren die geen dienst hadden sliepen in Beverwijk. De kampcommandant had de rang van Kapitein.

De Werktroepen Compagnie van het Regiment Intendance was toen een onderdeel van het Basiscommando. Het bestond voornamelijk uit dienstplichtigen die op verschillende locaties in Noord-Holland en Utrecht werkzaamheden moesten verrichten, zoals Artillerie Inrichtingen, Fort bij Rijnauwen, Fort bij Velsen, Fort bij Penningsveer, magazijn Uitgeest-Noord en magazijn Stammersdijk. Onder andere het sjouwen van munitie, het leegmaken van oude magazijnen en het lossen van schepen met militaire goederen. Zij gingen vijf dagen per week in groepen van 18 met een DAF-YA314 vrachtwagen naar een werkobject.

Ook ging men dagelijks met de trein naar de Herstelwerkplaats in Alphen aan de Rijn om te werken. De meeste militairen werden vanuit dat kamp op verschillende locaties in Nederland gedetacheerd. Zij kwamen na drie maanden terug naar Kamp Rooswijk. Ze kwamen dan in een Instructie Peloton om de militaire tucht weer te herstellen en waren de kampwacht en Brandpiket (brandwacht). Schietoefeningen werden gehouden op het schietterrein bij Overveen.

In 1975 is een deel van het terrein in gebruik genomen door de Hoogovens om het rangeerterrein te gaan uitbreiden. Hierbij zijn de zes of zeven vermoedelijke houten Duitse barakken gesloopt, de bakstenen Nederlandse gebouwen behouden en de toegangsweg gewijzigd. De gebouwen vertonen immers grote overeenkomst met die op Legerkamp Budel. Acht gebouwen zijn nog steeds aanwezig en zijn in gebruik genomen door sportverenigingen, o.a. als kleedruimten. De werkplaats (Romney Loods) is geheel verdwenen.

(bron: dichtbij.nl)